- Auteur: Bart Bruins
- Bron: Inleiding gehouden op de studieavond Constructionele Gedragsanalyse, Utrecht, 22 maart 1990
- Download het gehele artikel in de bijlage
- Toelichting: Dit artikel illustreert een moment in een belangrijke ontwikkeling in de constuctionele gedragstherapie: het ontstaan van de functioneringsversterking als aanvulling op de functioneringsdiversificatie.
In het boek Constructionele Gedragstherapie, theoretische fundering en praktische realisatie van Bakker – de Pree (1984) wordt de behandelaanpak van de constructionele gedragstherapie geschetst. Deze is gericht op ‘meerzijdigheid’ van functioneren: het doorbreken van de dominante actieve vermijding door functioneringsdiversificatie. Tijdens de uitvoering van deze therapieen werd eind jaren tachtig geobserveerd dat een behoorlijk aantal behandelingen reeds tijdens de functioneringsanalyse tot aanzienlijke klachtvermindering leidde of klachten zelfs geheel verdwenen. Het vermoeden was dat dit samenhangt met de voortdurende focus op functioneren tijdens deze fase van de behandeling, waardoor de actieve vermijding in feite wordt versterkt.
Begin 1989 rapporteert Henk Krikhoff op de eerste jaarlijkse studiedag constructionele gedragsanalyse de versterking van actieve vermijding als een aparte aanpak (Het ‘blind’ versterken van de actieve vermijding’ de tekst van de lezing is helaas verloren gegaan). Zijn aanpak was overigens uit de nood geboren, omdat behandelzittingen in zijn werksetting maximaal 30 minuten konden duren, inclusief voorbereiding en uitwerking. Deze tijdsbeperking maakte het uitwerken van een functioneringsmodel volstrekt onmogelijk.
Daarnaast bleek ook in de praktijk dat het vaak nodig was om het functioneren van de client eerst gericht te herstellen en te verstevigen alvorens over te gaan tot functioneringsdiversificatie. De reden hiervoor is dat een functioneringsdiversificatie bij veel disfunctioneren en overmatige klachten technisch niet goed uit te voeren is.
Deze ontwikkelingen waren vaak aanleiding voor levendige discussie, zowel in de wandelgangen als bijvoorbeeld op studieavonden, waarvan bijgaand artikel een illustratie is.
Geleidelijk werden herstel en verbeteren van de actieve vermijding steeds vaker als zelfstandige behandelvorm ingezet. Deze ontwikkeling resulteerde in het formaliseren van de nieuwe werkwijze, waarvoor overigens aanvankelijk meerdere benamingen werden gebezigd: ‘constructioneel-gedragsanalytische begeleiding’, ‘draad oppakken/verstevigen’, ‘uitbreiden & opschonen’ , ‘blinde versterking’ en ‘gerichte versterking’. Begin 1991 wordt de nieuwe aanpak in een beslisboom opgenomen (Bakker – de Pree: Beslissingsmomenten in de therapie. Derde jaarlijkse studiedag). Begin 1992 worden tijdens de Vierde jaarlijkste studiedag de verschillen tussen functionele meerzijdigheid en functionele eenzijdigheid uitvoerig belicht (Bakker – de Pree: Een-, twee- of meerzijdigheid, wat maakt het uit?) en wordt de functioneringsversterking op het lustrumcongres van de RIAGG’s als nieuwe benadering gepresenteerd. Onder de naam Constructioneel-gedragsanalytische begeleiding wordt een folder verspreid. In augustus 1992 wordt de functioneringsversterking door Bakker – de Pree op schrift gesteld in een paper ten behoeve van een studieavond. Hierin worden voor het eerst de termen functioneringsversterking en functioneringsdiversificatie genoemd. Ook worden de vier belangrijkste procedures voor functioneringsversterking voor het eerst beschreven en van een naam voorzien. In het najaar van dat jaar worden deze technieken ook in de beslissingscriteria vermeld (Cursus Constructionele Gedragsanalyse te Amersfoort). In 1996 verschijnt de handleiding functioneringsversterking (Bruins, Vlamings & Bakker – de Pree) en wordt de functioneringsversterkende aanpak voor het eerst in een tijdschrift gepubliceerd (Beenackers, Bruins & Prins ‘Blinde versterking: klachten verhelpen zonder erop in te gaan’, MGV)